Op 1 januari van dit jaar had ik - net als vele van jullie - een goed voornemen. Ik ging naar de sportschool en zei mijn abonnement op. En toen huppelde ik naar huis en vond ik het de beste beslissing in tijden.
Nog maar vijf dagen en dan gaan we naar huis. De afgelopen weken in ons Hollywoodhuis gingen bizar snel. Veel vrienden kwamen logeren. Het was bijzonder om ‘ons’ Cadaqués met ze te delen. En om te zien hoe zij daar op hun beurt weer van genoten. En nu zijn het dagen van afscheid. Van niet willen vertrekken, maar ook weer wel.
Vorige week zaten we te eten bij restaurant Es Baluard, toen we rond 22.00 uur een brandweerwagen met loeiende sirenes aan de overkant van de baai zagen rijden.
‘Die gaat vast een kat redden,’ zei Pek. Want meestal gebeurt er niet zo veel in dit dorp. Dat wil zeggen: meestal gebeurt er ogenschíjnlijk niet zo veel in dit dorp. Maar hoe langer we hier wonen, hoe meer scheurtjes we ontdekken in het sprookjesachtige uiterlijk van dit toeristenwalhalla.
In de baai van Platja d’en Pere Fet zie ik ze voor het eerst. Duizenden kwallen die, gevangen in de maalstroom van de branding, op het stenige strand worden gekwakt. Een soort kwallensoep waar iemand met een mixer doorheen gaat. En dat uren achter elkaar. Een deel van de kwallen ligt al te ontbinden op het strand. De combinatie van de geur die daarbij vrijkomt en die enorme hoeveelheid kwallen die nog door de branding wordt gedraaid, maakt me misselijk. Waarom zijn het er zoveel?
De ober heeft de gashaard achter mijn stoel aangestoken en meteen wordt het een stuk aangenamer. De warmte voelt als een mooie voorjaarsdag op het strand met de zon op je rug. Precies goed. Ik doe net alsof ik in mijn tasje op mijn telefoon kijk. Intussen raak ik het witte doosje aan dat onderin is weggestopt. Straks ga ik het doen, hier in dit restaurant.
Ik lig wakker en luister naar hoe de wind ons huis probeert af te breken. Dit is al de vierde nacht waarin het aanhoudende suizen en fluiten wordt afgewisseld met agressieve beuken tegen de muren. Bij het raam klappert iets. Ik vraag me af of de shutters wel goed dichtzitten, maar ik ben te slaperig om het te controleren. Ergens in het gebouw klinkt gebonk, alsof een ijzeren poort steeds wordt dichtgegooid. Ik moet denken aan die scène in Home Alone, waarin Kevin de cv-ketel aanziet voor een metalen monster met een happende vuurbek. De wind heeft ons huis in zo’n monster veranderd. Eentje dat kermt, piept en rammelt. Ik hoop maar dat alle onderdelen blijven zitten.