Vijgcactus

Op een zonnige zondagochtend besluit ik de Muntanya Negra te beklimmen. De Zwarte Berg. Alleen al vanwege de naam leek het me de onderneming waard. Ik heb de app Komoot gedownload en volg de route op mijn telefoon. Het is nog vroeg, want de klok is deze nacht een uur achteruitgegaan. Dat uur kan ik precies gebruiken om boven op de berg te komen.

Het wandelpad loopt in het begin min of meer evenwijdig aan de enige toegangsweg naar Cadaqués. Een smalle bergweg vanuit Roses, waar je zonder verkeer zo’n 23 minuten over doet met de auto: 74 bochten naar links en 75 naar rechts. In de zomer komen de auto’s hier stapsgewijs in een file het dorp in gereden. Soms zijn het er zo veel dat het dorp letterlijk vol raakt en de politie mensen terugstuurt. Ze zouden die mensen natuurlijk ook aan het begin van deze lange weg kunnen tegenhouden. Maar dat doen ze niet. Je kunt je de sfeer in de auto wel voorstellen.

Cadaqués ligt in natuurpark Cap de Creus, het staartje van de Pyreneeën. Het is een schiereiland waar de krachten tussen bergen, zee en het in de winter onophoudelijke gebeuk van de Tramuntana-wind grillige, prachtige natuur heeft opgeleverd. Eeuwenlang is Cadaqués alleen maar bereikbaar geweest vanaf de zee. Piraten, smokkelaars, goudzoekers, ze kwamen allemaal langs. Pas in 1910 werd er een zandweg aangelegd tussen Roses en Cadaqués, die pas in 1952 werd geasfalteerd. Door Amerikanen nog wel, maar dat is een ander verhaal.

Met het asfalt kwamen ook de toeristen, en in de afgelopen decennia werden dat er steeds meer. Net als op andere plekken waar het toerisme een voorname bron van inkomsten is, hebben de Cadaquesencs een haat-liefdeverhouding met de massale aanwezigheid van deze geld spenderende vreemdelingen. Dat ze zorgen voor brood op de plank is fijn, maar dat ze in de zomer het hele dorp overspoelen, de toegangsweg blokkeren, de huizenprijzen opdrijven en een grote druk op de natuur leggen door hun aanwezigheid, tja, dat is minder prettig.

Onderweg naar boven kom ik heel veel vijgcactussen tegen, indrukwekkende planten die wel zes meter hoog kunnen worden. Ondanks zijn scherpe stekels heeft de plant iets knuffelbaars. Hij is zo gezellig chubby, met zijn schijfvormige stengels die soms verdacht veel lijken op de oren van Mickey Mouse. Dwalend tussen deze vriendelijke cacti waan je jezelf in een Mexicaanse film. En dat is een probleem: de cactus wordt hier gezien als een invasieve soort die de inheemse flora bedreigt. Hij verspreidt zich enorm snel en verdringt daarbij andere planten die belangrijk zijn voor het plaatselijke ecosysteem. Als ik om me heen kijk, dan zie ik hem inderdaad óveral uit de grond piepen.

Inmiddels lijkt het probleem van de invasie van de vijgcactussen zichzelf langs natuurlijke weg op te lossen. De cactussen langs het pad zijn allemaal bedekt met een onsmakelijke laag witte pluizen, afkomstig van schildluizen die zich volzuigen met de sappen uit de plant. Het levert horrorachtige taferelen op, want het pad is bezaaid met bruine lappen verrotte cactus. Alsof ik over afgevallen ledematen loop. Vertrapte stukken Micky Mouse. Terwijl ik daar loop, kan ik me niet voorstellen waarom hier niets aangedaan wordt. Maar later lees ik dat de plant helemaal niet welkom is en dat natuurbeheerders blij zijn dat de schildluizen het probleem oplossen. Zij het op een tergend langzaam en lelijke manier. Heel Cap de Creus staat vol met creperende, rottende vijgcactussen. Weinig Disney after all.

De discussie over inheemse en uitheemse planten klinkt altijd zo verkeerd. Een plant uit Zuid-Amerika mag hier niet groeien, omdat hij hier niet vandaan komt. Is dat geen discriminatie? Maar het gaat om het invasieve karakter van deze vijgcactus: de manier waarop hij alles overwoekert en ander leven om zeep helpt. Parasitair en niet symbiotisch. Dan mag je stiekem wel blij zijn met zo’n schildluis.

Op de top van de Muntanya Negra kan ik bijna heel Cap de Creus overzien, van Port de la Selva tot aan Cala Nans, met daarachter die oneindige zee. Het is een overzichtelijk en vredig plaatje, dat er al eeuwenlang ongeveer hetzelfde uitziet. Maar zal het altijd zo blijven? Of zal dit uitzicht uiteindelijk bezwijken onder het massatoerisme? Het is toch een soort vijgcactus onder de mensheid. Gelukkig is er een boel regelgeving die dit zou moeten voorkomen, maar ik ben er niet helemaal gerust op.

Misschien komt het door de enorme zendmast op de top van de berg, misschien door de nieuwe Komoot-app, maar mijn telefoon loopt volledig vast terwijl ik daarboven een eindje weg sta te mijmeren. Er zit niets anders op dan dezelfde weg terug te nemen, want mijn navigatie ben ik kwijt. Het geeft niet, want op de zombi-cactussen na, is het uitzicht waanzinnig. Met een blij hart daal ik af naar mijn dorp. Mijn dorp ja. Dit jaar ben ik even geen toerist, maar iets tussen inwoner en bezoeker in. Het zou mooi zijn als ik iets kan toevoegen hier, maar ik weet nog niet wat. Daar ga ik de komende tijd over nadenken. Ik wil best uitheems zijn, maar niet invasief. En zeker geen cactus met schildluis.   

Een van de patiënten. Deze ziet er nog best goed uit eigenlijk.