Japanblog - Ryokan

Toen we onze trip aan het plannen waren, leek het ons leuk om in een ryokan te overnachten. Dat wordt ook overal aangeraden: overnacht in een ryokan, want dat is zo ‘typisch Japans’. Meestal staat erbij dat het de ultieme Japanervaring is die je niet mag missen. Nou okee, we boekten dus twee nachten in een ryokan in de bergen bij Kyoto. 

Een ryokan is een Japans pension waar oude Japanse gebruiken leidend zijn. Denk niet dat je naar een gewoon hotel gaat, want het is totaal iets anders. Zo krijg je standaard twee (enorme) maaltijden bij je overnachting, worden je schoenen ingenomen en verruil je je kleding voor een yucata, een soort kimono die alle andere gasten ook aan hebben. 

Je herkent de vrouwen aan de rode yucata en de mannen aan de blauwe, behalve als je, zoals wij, de verkeerde aantrekt. Dan zijn er ook nog regels voor het dragen van zo’n gewaad en die word je geacht te weten. Gelukkig vonden we op Youtube allerlei yucata tutorials, waarvan we onder andere leerden dat je de linkerkant altijd over de rechter moet slaan, behalve bij een begrafenis. 

De regie over je schoeisel ben je bij een ryokan volledig kwijt. Bij binnenkomst lever je je schoenen in en krijg je een soort plastic leren huisslofjes van de Japanse Schoenenreus. Hiermee mag je naar je kamer lopen. En dan moeten ze weer uit, want in je kamer liggen van die prachtige tatamimatten waar je alleen met sokken of met blote voeten op mag. Wij hadden ook nog speciale nepleren toiletslofjes, die - je snapt ‘m - speciaal bedoeld waren voor toiletbezoek. We deden die slofjes ook elke keer netjes aan, want er hing een sfeertje van dat je maar beter alle regels kon volgen. Of misschien waren we bang om respectloos over te komen, zelfs tegenover het gebruik van het toilet. 

De kamers in een ryokan hebben dus van die tatamimatten en héél weinig meubels. Een lage tafel en stoelen zonder poten, daar moet je het mee doen. Tijdens het diner worden deze meubels weggehaald en vervangen door futons. Dat zijn een soort dunne matrassen op de grond met een dekbed en een kussen. Voor veertigplussers met een slechte rug niet de meest ideale slaapplek, maar hee, alles voor het Japangevoel. We hadden ook een telefoon met een draaischijf. Daar kon je mee naar de receptie bellen. Maar die spraken dan weer geen Engels, dus veel had je er niet aan. 

In een ryokan is bijna altijd een onsen aanwezig. Dat is een openbaar warmwaterbad, meestal verdeeld in een vrouwen- en een mannenbad. Hier ga je zonder kleren in. Wij hadden een eigen onsentje op de veranda bij onze kamer, dus dat hele publieke gebeuren heb ik helaas gemist. Mila en ik hebben wel lekker liggen weken in onze privé-onsen, terwijl de cicades ons vriendelijk (en ook wat intens) toe tsjirpten. 

Dan is er ook nog het eten. De eerste avond krijg je een kaiseki-diner. Dat is fantastisch en totaal overweldigend. Je proeft er alle smaken uit de traditionele Japanse keuken, geserveerd op prachtig servies. Wij kregen ons kaiseki-diner aan de rivier en waarschijnlijk omdat we nieuwelingen waren, hoefden we niet op de grond te zitten maar op stoeltjes met poten van twintig centimeter. Daar zaten we dus met onze verkeerde yucata’s aan. Het diner bestond uit zeven gangen van tientallen kommetjes met gefermenteerde radijzen, okra-prutjes, misosoepjes, rauwe vis en allerlei dingen die heel umami smaken. Er was ook een gerookte vis ingelegd in zout die je met kop en staart moest opeten. Mila haakte na twee gangen af, wij kwamen met moeite tot de zesde gang. Op een of andere manier eten ze hier ná al dat eten ook nog een kom met opvulrijst met misosoep (iets wat wij een complete maaltijd zouden noemen). Het was kortom héél veel eten en we voelden ons bezwaard dat we het niet allemaal opkregen. Ik snap niet dat er mensen bestaan die überhaupt zo veel kunnen eten. 

De volgende ochtend moesten we de wekker zetten voor het ontbijt om 8.30 uur (je kon ook kiezen voor 7.30 uur). Het ontbijt had nogal veel weg van het avondeten, met gebakken zalm, rauwe inktvis, rijst, moeilijk zure ingelegde pruimen en misosoep. Er zat veel lekkers tussen, maar ook veel dat behoorlijk ver uit ons smakenspectrum lag. Mila wilde een boterham met pindakaas. 

Toen we twee nachten boekten in deze ryokan dachten we dat ons verblijf hier een rustpunt zou zijn in ons reisschema. Lekker twee nachten uitrusten in de bergen na het drukke Tokyo en Kyoto. Maar vanwege onze onbekendheid met alle dingen was het juist behoorlijk hard werken. We waren duidelijk uit onze comfortzone. Dat kwam ook doordat de dag zo was voorgeprogrammeerd. Het leek net alsof we op kamp waren met een leiding die ons niet begreep (en andersom). We konden weinig anders dan meebewegen. En dat, hebben we gemerkt, vinden we allebei best moeilijk. Tegelijkertijd konden we ook lachen om onszelf: om het gevoel van lichte ontreddering als we het zoveelste bord met onduidelijk eten kregen voorgeschoteld. Of om onze harkerigheid als we te lang op de grond moesten zitten (de tweede dag kregen we geen stoeltjes meer bij ons twee uur durend diner, maar voornamelijk een houten kont).

Het was zonder meer een bijzondere ervaring die we niet hadden willen missen. Maar of het nu ook typisch Japans is? Je krijgt inderdaad een inkijkje in een deel van de Japanse cultuur, maar eerlijk gezegd denk ik dat slapen in een ryokan net zo Japans is als een bezoek aan Volendam Nederlands is. Maar dan alleen met meer regels. En speciale toiletslofjes.

Wil je geen enkele post van de astronaut missen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.