Joy

Altijd als ik op fietsvakantie ga, besef ik weer hoe weinig spullen je nodig hebt om te leven. Alles past makkelijk in een paar fietstassen. Zelfs een (tent)dak en een provisorische keuken kunnen erin. De eisen die je aan hygiëne stelt worden wat losser. Dat t-shirt kan best nog een dag aan en die onderbroek was je ‘s avonds even gauw onder de kraan. Dat soort dingen. Gewoon niet zo moeilijk doen. 

Thuis is dat anders. Mijn kast hangt vol met kleding die ik wekenlang achter elkaar kan dragen zonder de was te hoeven doen. Toen we anderhalf jaar geleden gingen verhuizen waren we in shock van de hoeveelheid spullen die we overal vandaan trokken. Dozen vol cd’s  en dvd’s die we niet meer konden afspelen, oude studieboeken met achterhaalde informatie, van ellende uit elkaar vallende knuffels, een gloednieuwe brommerhelm (zonder brommer), skeelers uit 1980, heel veel uit 1980, een chocoladefondueset (nooit gebruikt), een kaasfondueset (ook niet) en een retro fondueset uit de jaren 80 (nah). 

Zonder hulp van Marie Kondo hebben we alles wat geen joy meer sparkte weggebracht naar rommelmarkten, vintagewinkels en, als het echt hopeloos was, naar de stort. We leven in een te rijke samenleving als ontspullen een hippe trend is. Toch?

Nu wonen we in een ruimer huis met minder opbergruimte. Zonder dat we daar specifiek voor gekozen hebben, blijkt dat best heel gunstig. We hebben meer leefruimte, maar kunnen minder spullen kwijt. Dat is prettig, omdat je automatisch wat beter na gaat denken over wat je in huis haalt. En dat is dan weer gunstig, omdat je dan minder weg hoeft te gooien. Minder kopen betekent minder afval. 

Nu proberen we vóórdat we iets kopen te bedenken of het product in kwestie joy gaat sparken. Dus niet gedachtenloos je mandje volgooien bij de Action, want ‘misschien komt zo’n rugkrabber ooit van pas’, of ‘het is zo goedkoop, dus neem dat dozijn verfkwasten maar mee’. Maar eerst bedenken wát je nodig hebt, of je het echt nodig hebt en dan een merk uitzoeken dat niet het goedkoopst van het goedkoopst is en binnen een paar dagen stuk is, maar een merk dat een eerlijke productielijn heeft en nadenkt over welke grondstoffen ze in hun producten verwerken. 

Laatst had ik nieuwe handschoenen nodig, want mijn oude zaten vol gaten. Die had ik vorig jaar bij de HEMA gekocht. Ze waren niet duur, wel warm, en ze zaten binnen drie weken vol scheuren. Ik kocht een nieuw paar in een andere winkel (ik weet niet meer welke). Die hielden het langer vol, maar toch ook niet langer dan een paar maanden. Nah, dat moet toch beter kunnen! 

Dus nu had ik het helemaal uitgezocht. Ik zou eens écht goeie handschoenen kopen. Ik vond een Zweeds familiebedrijf dat hun handschoenen nog altijd met de hand maakt, lokaal in Zweden. En ze werden verkocht bij de Bijenkorf. Er hing natuurlijk wel een dik prijskaartje aan, maar goed, elke maand nieuwe, goedkope handschoenen kopen kost uiteindelijk ook een hoop geld. En ik wilde juist iets dat langer meegaat. 

Afgelopen zaterdag kocht ik die prachtige handschoenen, die lekker warm zijn en heerlijk zitten. Én die járen meegaan. Wat een joy dat ze sparkten! Ik keek steeds gelukzalig naar mijn handen. Wauw, wat een mooie handschoenen. Marie Kondo zou echt supertrots op me zijn. Ik was er echt heel blij mee. 

De joy duurde helaas niet al te lang. Binnen 24 uur was ik mijn nieuwe handschoenen kwijt. Ja echt, je leest het goed. Binnen. Vierentwintig. Uur. Die cheap ass handschoenen ben ik nooit kwijtgeraakt (hoezeer ik dat soms ook probeerde). Heb ik eindelijk de aankoop van de eeuw gedaan, met zo veel joy, en hop, weg zijn ze. 

Met dit scenario had ik geen rekening gehouden. De joy sloeg vrij snel om in grote frustratie (want ik kan me écht niet herinneren waar ik ze voor het laatst had). 

Maar ja. 

Ik hoop maar dat er nu iemand - die het harder nodig heeft dan ik - rondloopt met die mooie handschoenen en daar knallend gelukkig van wordt. Ikzelf ga proberen om joy te vinden in het rondfietsen zonder handschoenen. Gewoon niet zo moeilijk doen.