Afgelopen donderdag, op 5 januari, kwamen de drie koningen - els Reis Mags d’Orient (de wijze koningen uit het oosten) - aan in Cadaqués. Op een feestelijk verlichte speedboot, begeleid door vuurpijlen, kwamen ze om de hoek van de baai gevaren. Kinderen met lampionnen stonden op de Platja Gran, het grote strand, opgewonden te roepen bij de zes vuurtjes die eerder waren ontstoken om de koningen de goede kant op te leiden. Aan de overkant van de baai begon een politiesirene te loeien en een stoet met dansers en drie wagens met enorme tronen erop bewoog zich onze kant op. Pek, Mila en ik stonden op een muurtje langs de kade en we wisten haast niet waar we moesten kijken.
Vrienden hadden deze avond aangekondigd als een ‘magische avond die we niet mochten missen’. Met de prachtige, maanlichte baai en een hemel vol sterren als decor was dat geen woord overdreven. De boot meerde na een ererondje aan bij Es Poal en daar stapte elke koning op zijn eigen troon. De stoet kwam in beweging en onder luid gejuich strooiden de koningen met snoep in het publiek. Op het dorpsplein verhuisden de wijze koningen naar de drie tronen op een hoog podium. Daar kon elk kind een cadeautje ophalen en een kop warme chocolademelk. Later ging de hele stoet ook nog naar de kerk om de sleutel van het dorp op te halen, zodat de koningen ’s nachts cadeautjes in elk huis konden leggen.
Vroeger gingen wij met Driekoningen zelf langs de deuren. We zongen dan iets van ‘Ah la Berliner Postiljon’, een heel raar liedje, maar nog altijd beter dan ‘Driekoningen, driekoningen, wij komen uit de Blaak. Geef ons een gulden en liever nog een knaak.’ Ik weet niet of de Driekoningentraditie nog steeds gevierd wordt in Zuid-Nederland, maar in Utrecht merken we er niets van. Daar gaan de kinderen met Sint-Maarten (11 november) langs de deuren en zingen ze ‘Sinte Maarten mikmak, je moeder is een dikzak’. Stukken beter dus.
Driekoningen in Spanje lijkt in elk geval totaal niet op hoe wij vroeger Driekoningen vierden. Het lijkt veel meer op ons Sinterklaasfeest en de kinderen hier kijken er dan ook het hele jaar naar uit. Wel jammer dat de wijze koningen ons huis niet konden vinden, want op 6 januari was er geen cadeautje te bekennen op ons adres.
We hebben de afgelopen maand geprobeerd om Nederlandse en Catalaanse tradities te combineren. We keken het Sinterklaasjournaal en de intocht in Hellevoetsluis, we maakten zelf marsepein en we hadden twee kilo pepernoten opgestuurd gekregen van verschillende vrienden. Pakjesavond vierden we klein, via een digitale verbinding met de familie van Pek. Het voelde anders dan in Nederland, maar toch genoeg als een gezellig Sinterklaasfeest. Mét gedichten!
Met Kerst waren mijn ouders hier, met een gourmetstel. We hadden een kunstboom gehaald bij een tuincentrum en die staat nog altijd te shinen in onze woonkamer. Overigens moet die boom voor de zomer naar Nederland worden verhuisd, dus mocht je voor die tijd met een lege auto in de buurt zijn, dan houden we ons aanbevolen.
Maar het belangrijkste aan onze eerste Catalaanse kerst was natuurlijk de Tió de Nadal, ofwel de ‘kerst-oom’. Dat is een boomstronk met een gezicht en een rood mutsje die mensen op 8 december in huis zetten. Vervolgens gaan ze hem vetmesten door hem elke dag te ‘voeren’ met noten, fruit en koekjes. Op Kerstavond gaan de kinderen om de tió heen staan en dan slaan ze hem met een stok. Daarbij zingen ze dit verder totaal niet gewelddadige liedje:
Poep tió
hazelnoten en nougat
Poep geen haringen
die zijn te zout
Poep nougats, die beter zijn
Poep tió
Hazelnoten en nougat
Als je niet wil poepen, dan sla ik je heel, heel hard met een stok.
En vervolgens poept dat houtblok alle kerstcadeautjes uit. Ofwel: als je iemand maar lang genoeg dreigt te slaan, dan krijg je vanzelf een cadeautje. Mila wilde onze tió niet slaan en ze wilde ook niet het liedje zingen. Niet per se uit medelijden met die schattige boomstronk, maar vooral omdat het awkward is. Onze tió voelde dat goed aan en gaf tóch cadeautjes. Die mag straks dus ook mee naar Nederland.
Een andere mooie traditie hier is de kerstloterij. Dat is niet iets Catalaans, maar iets Spaans. Het zou kunnen dat Catalanen er om die reden niet aan meedoen, maar wekenlang stond er een man met een karretje vol loten naast de boekwinkel. Dus ik denk dat zélfs de onafhankelijkheidsstrijders hier wel een gokje wilden wagen bij El Gordo (‘de dikke’). Het goeie aan deze loterij is dat er niet één hoofdprijs is met een absurd bedrag, maar dat de winst wordt verdeeld over een heleboel loten. Je wordt dus niet meteen miljonair, maar je hebt wel meer kans om bijvoorbeeld 40.000 euro te winnen. Ook niet verkeerd. Op 22 december was de trekking en die werd, de hele dag door, op alle media uitgezonden. Het was heel surrealistisch. De winnende lotnummers worden elk jaar bekendgemaakt door zingende kinderen in een schooluniform. De hele dag kinderen die lotnummers zingen, zoiets kunnen ze echt alleen in Spanje bedenken.
En zo waren er nog veel meer interessante tradities. Zoals de jaarlijkse kerstmusical van de school, waarbij Mila’s klas een lied op de blokfluit speelde. En ze deden een soort secret santa, waarbij elke leerling een cadeautje knutselde of kocht voor een medeleerling. Met Oud & Nieuw propten we op klokslag 12 uur twaalf druiven in onze mond. Eén per klokslag. Dat valt nog niet mee. Er werd maar liefst één vuurpijl afgestoken in Cadaqués. Waarschijnlijk door een Nederlander.
Al het gefeest eindigde op de dag van Driekoningen met een Driekoningentaart, waarin de bakker een koning en een boon had verstopt. Als je je tanden brak op de koning, dan mocht je de bijgeleverde kroon de hele dag dragen (Mila). Vond je de boon in je gebak (ik natuurlijk), dan moest je de taart betalen.
De Kerstvakantie is afgelopen. We gaan vrolijk verder in 2023. Iemand schreef: ‘Wat fijn dat jullie déze zomer alweer naar huis komen.’ Dat is inderdaad fijn, maar daar denken we voorlopig nog even niet over na.