De zzp-er en het zieke kind

Als startende zzp-er ben ik (natuurlijk) volstrekt slecht voorbereid op ziektes en ander onheil. De vrijheid van het zelfstandig ondernemen is heerlijk. Ik sta op wanneer ik er zin in heb. Ik bepaal zelf wanneer ik werk en wáár ik werk (meestal in onze werkkamer, soms aan de keukentafel). Ik sla het woon-werkverkeer lekker over. Ik heb nooit te weinig vakantiedagen. Ik drink alleen maar goeie koffie. Dat soort dingen.

De downside van al deze voordelen is dat ik als zzp-er alles zelf moet regelen. Dat ik genoeg opdrachten heb bijvoorbeeld. Als starter is dit mijn grootste zorg. Ik hou mezelf voor dat het mijn enige zorg is, want ik durf nog niet te denken aan een pensioen of een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Wat? Toekomst? Gewoon de dag plukken. Toch? Voorlopig los ik het op met het voornemen niet ziek én niet te snel oud te worden.

De flexibiliteit van het zzp-en kwam goed uit toen onze dochter half december thuis moest blijven met een fikse verkoudheid. Mijn vriend (ook zelfstandige) en ik wisselden elkaar af met zorg voor de dame en het werken aan onze bedrijven. Nu is mijn vriend al lang geen starter meer en heeft hij duizend afspraken per week. Dus in de praktijk kwam het erop neer dat ik het grootste deel van de ziekenzorg op me nam. Logisch, want er moet ook brood op de plank.

Na een weekje bankhangen stuurden we onze dochter weer naar school. Dat ging anderhalve week goed en toen belde de juf. Het kind had hoofdpijn. En vervolgens was ze weer drie dagen en een weekend thuis. We maakten een puzzel van duizend stukjes, deden allerlei bordspelletjes en in de momenten dat ze even op bed ging liggen of de zoveelste Donald Duck-pocket las, werkte ik mijn mail bij. Meer kon ik niet doen, want voor lange stukken schrijven had ik de focus niet.

Een week na de Kerstvakantie ging het weer mis. Weer kwam onze dochter ziek thuis uit school. De huisarts zei dat het een voorhoofdsholteontsteking was en dat kwam overeen met de omschrijving van dochterlief dat het leek alsof haar hersenen los ronddreven in haar hoofd. Daarbij was ze zo slap als een vaatdoek en zo wit als een verse sneeuwpop. Deze toestand zou meer dan twee weken aanhouden.

Ik was blij dat ik me niet ergens hoefde te melden op een kantoor. Zo kon ik ons kleine mopje alle nodige aandacht geven. Maar ik voelde ook onrust. Ik wilde verder bouwen aan mijn onderneming, maar dat lukte niet. Gevoelsmatig stond ik stil en ik vond het moeilijk me daarbij neer te leggen. Tegelijkertijd voelde ik me ook schuldig, want wat voor een moeder was ik nou? Je kind is ziek! Wat kan jou dat werk schelen!

Ik besloot te doen wat ik altijd doe in lastige periodes: gewoon heel ver vooruitkijken en bedenken hoe ik op deze periode terug ga kijken. Voor mij is dat de beste remedie tegen zo’n beetje alles. De situatie gaat er niet eerder van over, maar ik kan me er wel beter bij neerleggen. Over drie jaar denk ik: ‘Ja, die winter dat Mila ziek was. Wat was ze sneu met haar zware hoofd en haar bleke toet. En ik maar mokken dat ik niet kon werken. Ik zou een moord plegen voor nog zo’n relaxte maand rondhangen met mijn dochter.’

Want over drie jaar heb ik het natuurlijk vet druk. En heb ik een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een pensioen. En een dochter die al drie jaar niet meer ziek is geweest. Waar kan ik tekenen?