Hot Fuzz

Vorige week zaten we te eten bij restaurant Es Baluard, toen we rond 22.00 uur een brandweerwagen met loeiende sirenes aan de overkant van de baai zagen rijden.
‘Die gaat vast een kat redden,’ zei Pek. Want meestal gebeurt er niet zo veel in dit dorp. Dat wil zeggen: meestal gebeurt er ogenschíjnlijk niet zo veel in dit dorp. Maar hoe langer we hier wonen, hoe meer scheurtjes we ontdekken in het sprookjesachtige uiterlijk van dit toeristenwalhalla.

Net als alle andere plekken op de wereld heeft Cadaqués een schaduwkant. Als je hier op vakantie bent, merk je daar weinig van. Je ziet die enorme muur vol graffiti langs de toegangsweg, maar je haalt je schouders erover op. Je bent hier ook maar voor het strand gekomen. Die graffitimuur verandert nogal eens. Dat merk je alleen als je er gedurende een langere periode langs komt. Eerst was het een strak wit vlak van zo’n 30 meter breed met in enorme letters een leus van de onafhankelijkheidsbeweging. Iets in de trant van ‘We hebben in 2017 de verkiezingen gewonnen, maar Spanje wil ons monddood maken.’ In het Catalaans. Een paar maanden later hadden anderen – waarschijnlijk een groep mensen die tégen de onafhankelijkheid van Catalonië zijn – met zwarte graffiti eroverheen geklad. Toen kwam er weer een wit vlak, daarna weer lelijke graffiti. Dat vervolgens weer werd doorgekrast. Inmiddels zitten er aardig wat lagen verf op die muur.

Een paar weken geleden kwam ik op mijn ochtendwandeling langs de vegan ijssalon. Iemand had die nacht alle ruiten beklad met satanistische tekens en op de muur een dreigend ‘Fuk you’ geschreven. Ik maakte er een foto van en liep verder. Toen ik een uur later terugkwam, was alle graffiti van de ramen verdwenen. Een man stond met een kwast witte verf de muur terug te brengen naar normaal. Alsof er niets gebeurd was. Maar ik had het gezien, een bericht vol haat aan een schattig ijssalonnetje.

Je hebt dus mensen die vóór of tegen onafhankelijkheid zijn. En kennelijk heb je ook mensen die vóór of tegen vegan ijs zijn. Waarschijnlijker is dat de eigenaar van de ijssalon een buitenlander is. Ofwel: iemand van buiten Cadaqués. Daar heeft een deel van de oorspronkelijke inwoners toch wat moeite mee. Het motto is hier niet voor niets: Nos amb nos (ons met ons).

Er is een duidelijke hiërarchie in het dorp. De inwoners met de langste familiegeschiedenis hebben het voor het zeggen. Het zijn eigenlijk maar een paar families, die hier al eeuwenlang de dienst uitmaken. Dat krijg je met zo’n afgelegen oord. Daarna heb je de mensen die hierheen gemigreerd zijn, vanuit Catalonië, de rest van Spanje of Latijns-Amerika. Als je hier al jaren werkt en je kinderen gaan naar de lokale school, dan mag je er een heel klein beetje bij horen. Vervolgens zijn er de tweedehuiseigenaren, die maar een deel van het jaar hier zijn, en vaak geen Catalaans spreken. Die worden met argusogen bekeken, omdat ze met hun dikke portemonnees de woningprijzen opdrijven. Onderaan de ladder heb je de toeristen. Die zijn een noodzakelijk kwaad. Ze brengen 90% van de inkomsten naar het dorp. Tegelijkertijd vormen ze vijf maanden per jaar een invasie die het dorp amper kan verwerken. Vooral in de zomer voelt Cadaqués als een platgetreden museum vol fotograferende mensen, terwijl de Cadaquesencs de benen uit hun lijf rennen om het hen naar de zin te maken.

Dat Mila hier een jaar naar school gaat, is het enige dat ons onderscheidt van de toeristen.

Maar goed, de onvrede over het invasieve karakter van de uitheemse toerist en de tweedehuiseigenaar neemt toe. In april organiseerde een groep dorpsbewoners een protest tegen de stijgende huizenprijzen. Er zijn amper betaalbare woningen te vinden voor de Cadaquesencs zelf. Bijna alle huurwoningen worden tijdelijk verhuurd in de zomermaanden tegen torenhoge bedragen. En dan zijn er ook nog die vervelende ondernemers van buitenaf, die hier banen en bedrijven komen inpikken. Mensen voelen zich aan de kant gezet. Dat gevoel – hoe terecht of onterecht dan ook - kan lelijke vormen aannemen.

De brandweer was die avond wel degelijk op weg geweest naar een brand. Op de Platja Ses Oliveres was een houten strandtentje volledig uitgebrand. Omdat iemand er een molotovcocktail in had gegooid. Ja, dat lees je goed. Iemand kwam voorbij op de brommer, gooide het ding, en poef, alles in lichterlaaie. Inclusief twee prachtige, oude paardenkastanjes. En dat met deze droogte, die al  maanden voortduurt. De brandweer had uren nodig om het vuur onder controle te krijgen.

Het strandtentje staat op een van de drie vaste standplaatsen in het dorp. Volgens nieuwe, Europese regels mogen vergunningen voor standplaatsen niet zomaar meer vergeven worden aan degene die er het langst staat. Dat betekende dat de eigenaren van el Xiringuito de la Mei, het strandtentje dat al járen op die plek stond, nu ineens hun vergunning kwijt zijn aan ondernemers uit een dorp verderop. Niet eens Fransen hè. Nee, een dorp verderop. Dat liet een groepje radicalen niet over hun kant gaan. Toen de nieuwe ondernemers hun strandtentje half hadden afgebouwd, kwamen drie van hen op een brommer voorbij en gooiden die brandbom. Het is een geluk dat niemand gewond raakte, ook niet de twee mannen die als bewakers waren achtergebleven bij de half afgebouwde strandtent.

Iedereen weet al lang wie die molotovcocktail heeft gegooid. Maar niemand zegt iets en de politie doet niets. Cadaqués voelt steeds meer als dat dorp uit Hot Fuzz.
Was Nicholas Angel maar hier.