Fietsvakantie

Mijn dochter (8) wilde een paar weken op fietsvakantie. 'Weet je het zeker?' vroeg ik nog. 'Je moet nu zélf fietsen, hè?' Ik vroeg het een beetje voor de vorm, want mijn inwendige fietsvakantieganger stond al lang en breed te juichen na het horen van dit statement. Dat mijn dochter hier zelf over begon, vond ik een bewijs van een geslaagde opvoeding. 

Ik hou van langzaam door het landschap trekken, op een fiets of te voet. Het liefst sleep ik al mijn bagage zelf mee, om 's avonds mijn eigen potje te koken op een gasbrandertje en te slapen in een tent. Dat alles wat je nodig hebt past in vier fietstassen vind ik een enorme geruststelling. Het leven wordt teruggebracht tot de essentie: reizen, eten, slapen. Je hoeft alleen maar de ene kilometer na de andere af te leggen met de natuur als decor. Onderweg heb je alle tijd om de dingen te overdenken en te bespreken met je geliefde reisgenoten. Een fietsvakantie is voor mij de ultieme manier van ontspannen. 

Niet iedereen deelt deze liefde voor actieve vakanties. Zo wordt mijn vriend (ja, die van het Huis van de Toekomst) doorgaans enthousiaster van een goed vijfsterrenhotel met een zacht bed. Dat hij een paar weken voor de moeder-en-dochtertoer besloot mee te gaan was een leuke verrassing. Sommige mensen geloven nog steeds niet dat hij is meegegaan. Maar - spoiler alert - ik kan u verzekeren dat het zo was. We hebben een fietsvakantie met het Hele Gezin gedaan. Dat ging als volgt:

Het kostte ons ongeveer drie dagen om onze fietsen en bagage gereed te krijgen. Het begon er al mee dat mijn vriend geen fatsoenlijke fiets had. Die werd twee dagen voor vertrek geleverd. Toen bleek dat er geen normale voordrager op zijn fiets kon, en moesten we op zoek naar alternatieven. Die vonden we vier uur voor vertrek. Mijn dochter had nieuwe fietstassen nodig, want die van mijn zus bleken niet op haar fiets te passen. En toen hadden we geen pannetjes en was de brander stuk. De tent had het de vorige vakantie begeven. Onze oude slaapmatjes waren te dun geworden voor onze stijve botten, de bidons zaten vol schimmel, en op het laatste moment bedachten we dat we dolgraag kleine, lichtgewicht kampeerstoeltjes mee wilde nemen. Maar die hadden we niet. Kortom, een fietsvakantie bleek ineens helemaal niet zo goedkoop.

Uiteindelijk trokken we op de geplande vertrekdag om 14.30 uur de deur van ons huis achter ons dicht. Mijn dochter fietste als een veertje 31 kilometer naar onze eerste overnachtingsplek op de Utrechtse Heuvelrug. Alle bagage bleef prima zitten. We hadden niets te veel en niets te weinig bij ons. De stoeltjes waren een absolute aanwinst in het kampeergeluk. Als ook de percolator, de melkopschuimer en het lampionnetje op zonne-energie. 

De opvouwbare zonnepanelen achterop de fiets van mijn vriend maakten overuren. Het was honderd procent zonnig en honderd procent heet. Zo bleef het alle dagen. Maar op de fiets gaf dat niet, want al trappend creëerden we een lekker windje. We trokken over de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug en door het Vechtdal. We kwamen langs plaatsjes waar de broodbakker Jan Stok heet en de Spar Slettenhaar (echt waar). We aten elke dag een ijsje en soms twee. We kampeerden op Natuurkampeerterreinen en één keer in een viersterrenhotel in Deventer (maar daar was het veertig graden in de kamer en werden we elk half uur gewekt door de kerkklok tegenover het hotel, dus dat was niet zo'n succes. Zelfs mijn vriend verlangde terug naar de koelte van de tent).

Na een week fietsen belandden we in Ommen op een natuurcamping, waar we vijf nachten bij een vriendinnetje van mijn dochter 'logeerden', zodat vriendlief in de tussentijd naar een bruiloft in Brabant kon gaan. We zwommen in een meertje, organiseerden een Bingo-avond waarbij niemand kwam opdagen, en voeren met een bootje over de Vecht. Aan de buitenkant van het toiletgebouw zaten zes zwaluwnestjes met piepkleine zwaluwkuikens die de attractie van de dag vormden. Mijn dochter wilde er blijven wonen. 

Maar we moesten verder. Met een omweg fietsten we in twee dagen naar Zwolle. Pal tegen de wind in, langs een kanaal. We gingen gemiddeld 8 kilometer per uur. Een man op een e-bike passeerde ons en riep: ‘Zelden heb ik het zo sportief gezien!’ We zetten wat muziek aan om onze trage voortgang aantrekkelijker te maken. Luid meezingend met Klein Orkest reden we Zwolle binnen. 

Op dat moment hadden we 250 kilometer gefietst. Dat leek ons een mooie mijlpaal voor een achtjarige. We bleven nog twee nachten in een hotel om de stad te verkennen (zeer de moeite waard), bezochten een museum, kochten een ijsje bij de beste ijstent van Nederland en zaten een kwartier vast in een gammele kermisattractie. Daarna propten we onze volbepakte fietsen in een trein en lieten ons naar Utrecht brengen. 

Het was onze eerste fietsvakantie als gezin en iedereen kwam blij, fit, bruinverbrand en onder de muggenbulten thuis. Missie geslaagd.